Nederland is een rechtsstaat, wat wil zeggen dat er zowel een rechterlijke, een wetgevende als een uitvoerende macht bestaan. Elk hebben zij hun eigen, sterk afgebakende, taken en bevoegdheden. Om de onafhankelijkheid van de rechtsprekende macht te allen tijde te kunnen waarborgen, is er een strikte scheiding der machten.
De betekenis van de rechterlijke macht
Zoals de naam al doet vermoeden, is het de taak van de rechterlijke macht om recht te spreken en dit voor het civiel recht, het bestuursrecht en het strafrecht. Dit recht spreken gebeurt in de rechtbanken, de gerechtshoven en bij de Hoge Raad door rechters of raadsheren. Onder deze macht vallen ook nog de officieren van justitie, het zogenaamde Openbaar Ministerie. De administratieve rol wordt vervuld door de griffiers.
De rechterlijke macht wordt verder ook onderverdeeld in de zittende magistratuur, dit zijn de rechters, en de staande magistratuur, dit zijn de officieren van justitie.
Hoe worden rechters benoemd?
Voor iemand rechter kan worden, moet een vastgesteld traject gevolgd worden. Een kandidaat dient eerst met succes de rechtenopleiding gevolgd te hebben. Na minstens 2 jaar praktijkervaring in de juridische wereld, kan men rechter in opleiding worden. Deze opleiding duurt 4 jaar en omvat zowel theoretische lessen als praktijklessen. Tijdens de praktijk voert de kandidaat tijdens zittingen het werk van de griffiers uit en loopt hij mee met benoemde rechters om zich te bekwamen in het horen van daders en getuigen en het vormen van vonnissen of arresten. Werd de opleidingsperiode met succes afgerond, dan wordt de kandidaat op verzoek van de rechtbank waar hij tewerkgesteld zal worden benoemd door de Koning.
Ook oudere juristen die al een ruime werkervaring kunnen aantonen, kunnen bij een daarvoor opgerichte commissie een aanvraag indienen om als rechter in aanmerking te komen. Bij een positief gevolg, worden zij in eerste instantie rechter-plaatsvervanger en krijgen zij een aangepaste opleiding. Na dit traject kunnen ook zij tot rechter benoemd worden door de Koning.
In theorie geldt dat een benoeming tot rechter voor het leven is, maar de wetgever heeft vastgelegd dat iedere rechter op zijn 70e jaar ontslag krijgt.